Geschiedenis

Van de Middeleeuwen tot de slimme stad

De eerste sporen van bewoning in de streek van Linz dateren uit de IJzertijd. Linz werd voor het eerst vermeld in 874 en behoorde vanaf 1250 tot het keurvorstendom Keulen. De aartsbisschoppen van Keulen hebben de plaats gepromoot vanwege de strategisch gunstige ligging aan de zuidoostelijke grens van het Keulse grondgebied. Rond 1320 kreeg Linz stadsrechten en een massieve stadsmuur met vier poorten, en in 1365 werd het tolkasteel gebouwd.

In de eeuwen die volgden, had Linz altijd te lijden onder de chaos van de oorlog. De stad had sinds de 15e eeuw politiek belang als hoofd van de "Linzer Unie", een verbond ter bescherming en verdediging van de kleine steden en gemeenten van het Midden-Rijngebied. Linz speelde ook een belangrijke rol tijdens de hervormingsonlusten onder aartsbisschop Hermann von Wied in de jaren 1540. De stad bereikte haar economische hoogtepunt in de 15e eeuw. Wijn, laken, ijzerwaren en vollemolen zijn sinds de Middeleeuwen de belangrijkste handelsgoederen, aangevuld met inkomsten uit de tolheffing op de Rijn.

Het einde van de keurvorstelijke staat in 1803 leidde tot een dramatische sociale en economische inzinking, die pas verbeterde met de aansluiting op het spoorwegnet op de rechteroever van de Rijn in 1870 en de oprichting van Basalt AG in 1888. Sindsdien is het toerisme een andere belangrijke pijler van de economie van Linz. De eerste stoomboten meerden al in 1858 in Linz aan, en toen aan het begin van de 20e eeuw de gepleisterde vakwerkhuizen begonnen te verschijnen, werd Linz bekend als de "Kleurrijke Stad aan de Rijn".